Standaard grijsvleugel

De Grijsvleugel  (door Riekus de Haan)

 

De zwart grijsvleugelfactor

Deze factor vinden wij meestal terug bij vogels uit de zwart pastelreeks. Het fok zuiver kweken van de grijsvleugel factor is zo goed als uitgesloten, erg veel kennis van je eigen vogels in combinatie van je stam en kweekboek kunnen je erg van dienst zijn en is ook noodzakelijk om dit goed te beheren bij deze factor. Deze werking wordt ook wel genoemd de versterkte “ pastelfactor werking.” Dus een versterkte reductie van de melanine tezamen met een omkeerbare ligging van die zelfde melanine in de toppen van de baarden, die hier weer sterk gemelaniseerd zijn. De grote bijzonderheid bij de grijsvleugels vormt de tekening deze moet een gehamerde indruk geven. De vleugel en staartpennen moeten lichtgrijs zijn met een zo donker mogelijke omzoming van de toppen. De rug is lichtgrijs zonder bestreping maar met een soort “ hamerslagpatroon “ Men kan het ook omschrijven als een grijs geschubd rugdek met schubjes.

De flanktekening moet gehamerd aanwezig zijn. De hoorndelen zijn loodgrijs en zo donker mogelijk. Het bezit aan bruin Phaeo melanine vormt hier een groot probleem. De eumelaninen zijn sterk gereduceerd waardoor het bruinphaeomelanine nog beter uitkomt, wat men kan trachten op te lossen door de blauwfactor te gebruiken in de vogel. Het beste en mooiste grijsvleugel patroon vinden we bij de mannen!! De invoering van de mozaïek factor doet bij de grijsvleugels de melanisatie nog beter tot zijn recht komen, maar men moet dan wel voorkomen dat het bruin de overhand krijgt. De ivoorfactor is eigenlijk in deze vogel niet echt aan te raden omdat daardoor het bruin in de vogel nog meer naar voren zou kunnen komen.

Dikwijls ziet men vogels die het midden houden tussen zwartpastel en grijsvleugel, de zwartpastellen met grote grijze pennen met een nog klassieke tekening patroon, dus gestreept, deze noemt men de “ Grijsvleugel “ types en zijn dus geen TT vogels.

Hoe en waar werkt de Grijsvleugelfactor

De grijsvleugelfactor werd tot voor kort de dubbele pastelfactor genoemd. De pastelfactor veroorzaakt een reductie van het bruine en zwarte eumelanine en wordt daarom de tweede reductiefactor genoemd. De factor heeft geen zichtbare invloed op het phaeomelanine. De pastelfactor zal dus vooral werken op die delen van de vogel waar veel eumelanine aanwezig is. Van de bevedering zijn dat de staart- en de vleugelpennen, de bestreping en het dons. Ook de kleur van de hoorndelen wordt bepaald door de aanwezigheid van eumelanine; ook die zullen dus van nature lichter zijn dan de hoorndelen van een vogel die de pastelfactor niet bezit. Grijsvleugels hebben zo’n sterke eumelanine-reductie in hun vleugel- en staartpennen dat die lichtgrijs zijn. Alleen het deel dat het eerst van pigment wordt voorzien bevat nog een behoorlijke hoeveelheid eumelanine. Dat komt doordat het even duurt voordat de pastelfactor zijn werk doet.

Naast de sterkte van de pastelfactor speelt bij de ontwikkeling van de grijsvleugels ook de hoeveelheid eumelanine een rol. Alleen vogels met maximale eumelanine – dus uit de zwartreeks – zullen in de kweek goede grijsvleugels opleveren.

De vererving

Dit vormt en blijft nog een erg groot vraagteken. Zuiver geslachtsgebonden of zuiver onafhankelijk kan het zeker niet zijn, er zijn reeds verontstellingen geuit die niet of nauwelijks bewezen zijn. Fok zuiver is de grijsvleugel niet te kweken. Zo kunnen we grijsvleugels kweken die het kenmerk grijsvleugels niet bezitten. Een aanbeveling voor het kweken van grijsvleugels is Een homozygoot grijsvleugel x homozygoot grijsvleugel .Partners verervend voor agaat ,bruin of pastel doen de grijsvleugel eigenschappen dikwijls verdwijnen, en geven ons weer de opgebleekte zwartpastellen ofwel de grijsvleugel type genoemd. Een zaak is zeker de grijsvleugel factor is sterk gebonden aan de pastelfactor. Tot nu toe heeft men schijnbaar nog geen fok zuivere of homozygote grijsvleugels weten te kweken. Het is en blijft een erg onbetrouwbare factor, en bewondering waardig hoe sommige kwekers hier mee om kunnen gaan. Enige kans tot slagen komt ook voor uit de volgende paringen.

1 – Grijsvleugel x Zwartpastel.

2 – Zwartpastel x Zwartpastel.

3 – Grijsvleugel x Grijsvleugel type.

Het zal ook iedereen wel duidelijk zijn dat de grijsvleugels uit de zwartreeks alleen het beste en aanvaardbare beeld geven naar de standaard toe. Dus grijsvleugels kweken alleen in de zwart reeks en die geven ook de meeste kans op het geschubde rugdek patroon. Nogmaals de beste resultaten bekomt men door met homozygote vogels te gaan kweken uit de zwartreeks maar ook dan is dit nog niet met zekerheid te stellen. Dikwijls hebben de jonge popjes voor de rui een redelijke grijsvleugel tekening, maar dit verdwijnt weer gedeeltelijk tijdens de rui, en het wordt dan weer wat streperig. Allen de opgebleekte pennen blijven gehandhaafd. Er is zoals bij vele een verschil tussen schimmel en intensieve vogels de schimmels zijn meestal iets beter gemarmerd op het rugdek doch de vleugel en staart pennen zijn niet geheel opgebleekt. Bij de intensieve vogels zien we dit weer wel opgebleekt met een mooie zwarte omzoming, doch dan is weer eens het rugdek minder mooi en soms zelfs weer iets streperig, maar er zijn hier al erg mooie exemplaren te zien dus het kan. Kortom het is en blijft een erg moeilijke vogel, veel geduld en kennis is er voor nodig maar vooral geduld, en kennis ter zaken kan je resultaat geven, het is niet voor iedereen weggelegd ook het op papier zetten van dit artikel gaf voor mij al aan dat het niet makkelijk is laat staan deze vogels nog eens te kweken

Om uit te leggen wat er precies gebeurt beginnen we bij de vraag waar de melaninecellen in een kanarie vandaan komen. De ontwikkeling van die cellen begint al in het ei. Tijdens de broed breekt een moment aan waarop de gevormde cellen van elkaar beginnen te verschillen. Dan ontstaan de zogenaamde melanoblasten, wat letterlijk melaninekiemen betekent. Deze melanoblasten zijn kleurloos en maken nog geen melanine aan.

Tijdens de embryovorming komen ze terecht in de kiemlaag, een gedeelte van de huid waar zich cellen delen. Daar ontwikkelen de melanoblasten zich tot melanocyten. De melanocyten vormen lange uitsteeksels, de zogenaamde dendrieten. Die dendrieten scheiden plasmadruppeltjes af, die onder andere de melaninekorrels bevatten. De plasmadruppeltjes worden omhuld door een membraan, afgesnoerd en opgenomen door de opperhuidcellen, die daardoor hun pigment krijgen. Eén melanocyt verzorgt het pigment van meerdere veercellen. Welk type en hoeveel melanine wordt in de veerpapil geregeld. Naarmate de veer verder groeit gaat het vormen van pigmentblaasjes steeds sneller. Als de veer bijna volgroeid is gaat het afzetten van plasma en pigment sneller dan het aanmaken ervan. De melanocyt raakt daardoor op, sterft af en wordt in de veer opgenomen.

De pastelfactor verhindert dat de aanmaak van pigment in de melaninekorrels stopt als de korrels hun gebruikelijke vorm en formaat bereiken. De korrels worden dus groter en dikker dan normaal.

De melanocyt kan dit niet verwerken en wordt opgeblazen. De klonten melanine worden daardoor niet meer gelijkmatig over de veer verdeeld, maar komen in hun geheel terecht op de schacht en de baarden. Als je goed kijkt kun je die klonten bij een zwart pastel zelfs met het blote oog zien.

De grijsvleugel factor alleen voor kenners                                                 

In onze kanarie wereld zijn diverse kleurslagen, al die kleurslagen zijn over het algemeen op onze TT te bewonderen, ook de grijsvleugel maar dit is toch wel een factor die menig kweker niet of nauwelijks aandurft, kortom een erg moeilijke en onberekenbare factor. Ze komen zeker niet in grote aantallen voor. En zijn kwekers die het aandurven deze vogels te kweken, en er mooie vogels mee op de tentoonstellingen te brengen. Persoonlijk heb ik grote bewondering voor kwekers die mooie vogels kunnen brengen met deze ontoerekenbare factor.

De standaard

De Zwart grijsvleugel wordt gekenmerkt door een super verdunning van de middenpartij van de veer en verdringt de zwartgrijze eumelanine naar de toppen van de veer. Duidelijke opblekingen situeren zich in de vleugels en de staart. Deze opblekingen mogen niet opgekleurd zijn. Om de opbleking beter te laten uitkomen, mag er geen opkleuring in het nest plaatsvinden. Doorgekleurde pennen worden bestraft zoals bij de mozaïeken. De veren vertonen parelgrijze halve maantjes met aan de toppen een licht, korrelvormig, donkergrijs. In de vleugel- en staartpennen is de opbleking in het midden van de veer en vertoont de top een grijszwarte tint aansluitend op het parelgrijs. De donkergrijze toppen van de vleugelpennen (rand van maximaal 5 mm) zullen groter zijn dan die van de staartpennen.